lexgroep.nl

Patrick Aris

woensdag, 25 januari 2017

Laatbloeier die altijd liefhebber is gebleven

Patrick Aris
Patrick Aris verkent parcours Berlin marathon
lexgroep.nl Patrick Aris >> 5 jaar loopgroep Wijk
Patrick Aris >> 5 jaar loopgroep Wijk; ontvangt uit handen van zijn vroegere trainer Lex het boek '25 inspirerende succesverhalen over hardlopen'
1/2
Patrick Aris
Laatbloeier die altijd liefhebber is gebleven
Naam: Patrick Aris
Geboortedatum: 5 oktober 1956
Geboorteplaats: Baden-Baden (Duitsland)
Woonplaats: Wijk bij Duurstede 1998
Periode in Lexgroep: 1984-1989
Beste hardloopprestaties:
• APM Games 1984 13.44:21 op 5.000 meter
• PR 2.000 meter: 5.08:82 (Hechtel, 1987)

Een échte hardloopliefhebber. Zo noemt Patrick Aris zichzelf. Daar is geen woord van gelogen. Want ondanks dat Aris in de jaren ’80 prachtige tijden liep en hét uithangbord van de Lexgroep was, geniet hij ook nú nog intens van bijvoorbeeld een, voor zijn begrippen, ‘langzame’ marathon. ‘Ik heb na 35 jaar nog altijd dezelfde passie voor hardlopen als in mijn topperiode. Het komt niet eens in mij óp om te stoppen met deze heerlijke sport.’

Gedreven, perfectionistisch en zéér gedisciplineerd. Met die drie woorden omschrijft Aris zichzelf. Dat was hij toen hij jong was, dat is hij nu. De 1.83 lange en nog altijd slechts 66 kilo wegende atleet (‘in mijn toptijd woog ik 64 kilo, het absolute minimum’) werd geboren in Baden-Baden in Duitsland, wellicht een verklaring voor zijn genoemde karaktereigenschappen? Al in zijn jeugd viel op dat hij enige aanleg had voor hardlopen. Bijvoorbeeld op school, tijdens een wedstrijdje over 1.500 meter. Zijn bouw, zijn gedrevenheid, het gemak waarmee Aris zich over de baan voortbewoog; het bracht onder meer zijn gymleraar ertoe om hem opmerkzaam te maken op zijn talent. Maar Aris deed er niets mee. Althans, niet op dat moment. Later wel … en dat is maar gelukkig ook. Want Aris, die zichzelf geen talent durft te noemen, maar iemand met aanleg, heeft voor zichzelf op latere leeftijd alsnog het maximale uit zijn mogelijkheden gehaald. En die waren niet gering: ‘Ik had weliswaar niet het niveau voor EK’s, WK’s of Olympische Spelen, maar heb wel zes keer de Nederlandse ploeg gehaald en diverse medailles op Nederlandse kampioenschappen gewonnen. Daar ben ik trots op, natuurlijk.’

Aris was van origine overigens geen hardloper, maar een hockeyer. Hij was tot zijn 21e jaar actief in een vriendenteam van de Haagse hockeyvereniging HCKZ. Tot hij het in 1977 wel genoeg vond. ‘Het was erg gezellig en met name lang leve de lol, maar dat had ik op een bepaald moment wel gezien. Ik wilde wat serieuzer gaan sporten. Toen ben ik in militaire dienst (Ermelo, FL) voor mezelf gaan hardlopen en nam ik ook af en toe deel aan een prestatieloopje in de Haagse regio. Zat ik soms al aardig voorin. Dat viel waarschijnlijk op, want rond die tijd werd ik door een atleet van V&L-TC in een café herkend als die jongen die wel aardig kon hardlopen. Hij nodigde mij uit om mee te doen aan de Kerstcross van V&L-TC. Dat deed ik en ik werd meteen tweede. Niet veel later werd ik lid van de club en zo begon in 1978 mijn échte hardloopcarrière. Toen was ik wel al 22 jaar oud. Ik ben dus een echte laatbloeier. ‘Ik trainde die eerste periode drie, vier keer per week. Schoof qua niveau telkens een beetje op. Mijn doorbraak kwam in 1984. Het jaar ook dat Lex van Eck van der Sluijs mijn trainer werd. Lex maakte dat jaar met nog een aantal andere atleten de overstap van Ilion naar V&L-TC. Ik kende hem van naam en wist dat hij een aanhanger was van de zogeheten Verheul-methode. Dat zei mij wel iets, maar ik had het nog nooit zelf ervaren, had er dus ook niet echt een oordeel over. In de jaren erna kon ik het echter zelf beleven. Mijn mening? Ik vond en vind het vooral ‘veilig’. Het risico op overtraindheid en blessures is immers gering. Veel atleten trainen te hard, vinden het moeilijk om iets relaxter te trainen, uit angst niet het maximale te doen. Dat hoeft echter niet, je moet doseren. Wanneer je altijd maar hard traint, is de kans groot dat je meer afbreekt dan opbouwt. Helaas zien veel trainers dat niet in, waardoor veel jonge atleten al in het begin van hun carrière in de problemen komen. Wat ik minder aantrekkelijk vind aan deze souplesse- en intervalmethode: het betekende vrijwel altijd extensief trainen. Daar had ik moeite mee. Je liep vaak met de handrem erop. Ook vond ik de trainingen op een bepaald moment saai worden. Telkens hetzelfde riedeltje dat je af moest werken: 15x200, 10x400 en 6x1.000. Ik miste de variatie in de trainingen en variatie is voor mij heel belangrijk, ook als trainer, wat ik later ben geworden en ook nu nog ben. Waarschijnlijk traint Lex nu echter ook anders dan toen. Hij heeft zich in die lange periode ontwikkeld, al zal souplesse en interval vast nog wel de basis zijn.
‘Toen ik in de Lexgroep begon was de samenstelling van de groep anders dan wat ik gewend was. Ik kwam uit een kleine mannengroep waarbinnen een soort survival of the fittest heerste: ieder voor zich en heel hard. Nu kwam ik in een groep die veel groter van omvang was, met grotere niveauverschillen én ook vrouwen. Meer sparringpartners en meer sfeer en gezelligheid, dat leverde deze samenstelling op. Waar ik echt van kon genieten met de Lexgroep was het vaartspel. Bij deze training werd er soms wél echt knetterhard gelopen. Lagen we tijdens de meeste trainingen aan banden, bij deze fartlektraining mocht je los, soms wel twee uur en ook wel twintig kilometer lang. Heerlijk, en natuurlijk ook goed voor de inhoud van een atleet. In mijn toptijd trainde ik zo’n tien keer per week. Of ik nooit overwogen heb om full-prof te worden? Nee, nooit. Ik was reëel over mijn mogelijkheden, bouwde wel alles om het lopen heen, maar dat was het.

‘We liepen met de Lexgroep veel wedstrijden, zowel op de baan, op de weg, als ook crossjes. Soms wel drie in de vier weken. Dat gaf het lichaam een intensieve prikkel. Ik sloeg zelf wel eens een wedstrijdje over, was bang voor een bepaalde wedstrijdsleur, met name mentaal. Ik wilde graag naar een wedstrijd toeleven en dan het uiterste uit mezelf halen. Die eigenschap kan je opbreken als je té veel wedstrijden loopt. Daarom liep ik iets minder wedstrijden, zo’n twee in de vier weken of zo. Ondanks mijn eerdere kritiek op de trainingsmethodiek van Lex en de Verheul-methode, liep ik in die eerste jaren bij hem wel mijn beste tijden, dus het zal mij ook wel goed gedaan hebben. Veel van mijn records staan nog steeds op de Nederlandse ranglijst aller tijden, dat zegt ook wel iets.

‘Ik train ook nu nog altijd zo’n vier keer per week. Interval, maar zeker ook duur. Zo liep ik pas op zondagochtend op de Utrechtse Heuvelrug een trailrun van 30 kilometer. Samen met een paar anderen loop ik dan op praattempo, ook nog eens in een schitterende omgeving. Heerlijk om de dag zo te mogen beginnen. Dan is mijn weekend helemaal geslaagd. Ik houd nog altijd van het hardlopen; het is ooit begonnen als hobby en dat is het nog steeds. Daarom stop ik ook niet. Sterker: het komt niet eens in mij op. Als je je hobby leuk vindt, waarom zou je er dan mee ophouden? Omdat je minder snel loopt dan vroeger? Vind ik geen probleem. Het gaat mij om de ervaring, de beleving. Zo nam ik in 2011 deel aan de marathon van Berlijn. Ik had in de aanloop wat blessures gekend en de voorbereiding was daardoor niet optimaal verlopen. Maar ik wilde deze marathon heel graag lopen. Ik was voor de start en na de finish gewoon emotioneel, zo mooi vond ik het. Gewoon door de ervaring om aan zo’n evenement mee te kunnen doen. Ik kwam uit op een tijd van 3.37, daar waar ik ooit 2.30 heb gelopen in New York. Maar ik heb net zoveel voldoening gehaald uit mijn snelste marathon als uit mijn langzaamste. Het leuke was ook dat ik de dag voor die marathon mijn oude trainer Lex nog tegen het lijf liep in Berlijn. Ik was op de fiets het parcours een beetje aan het verkennen en reed zo in zijn armen. Hebben we nog even gezellig staan kletsen. Een dag later werd ook het wereldrecord nog verbeterd, in dus dezelfde wedstrijd als waarin ik had gelopen. Dat alles maakte het een prachtig weekend voor mij. Het zou toch zonde zijn om dergelijke mooie ervaringen niet meer mee te kunnen maken?’

Aris wás en ís dus nog altijd een échte liefhebber. Hij loopt inmiddels al vijfendertig jaar, waarvan hij er vijftien in de wedstrijdatletiek heeft doorgebracht. Daarnaast is hij ook al dertig jaar in de sport werkzaam. Na functies voor New Balance en Reebok, werkt hij sinds 1997 voor de Atletiekunie als coördinator breedtesport. ‘De sport, en dan met name het hardlopen, heeft mijn leven voor een groot deel bepaald, mij ook enorm veel gebracht. Ik herinner mij prachtige wedstrijden in de Verenigde Staten en Japan, maar ook buitenlandse trainingskampen en trainingsstages. Het was puur genieten, ook van de vrijheid die je voelde. Natuurlijk moest ik veel trainen, maar daar heb ik nooit problemen mee gehad. Illustratief hiervoor is een voorval in de jaren ’80. Ik woonde destijds in een portiekwoning in Den Haag, één hoog. Er brak brand uit bij de onderburen. Op een bepaald moment stonden er drie brandweermannen in mijn woning om alles te controleren. Ik zei dat ik ging trainen en vroeg of ze deur maar achter zich dicht wilden trekken als ze weggingen, ha ha. Het geeft aan dat ik alleen in uiterste noodgevallen een training oversloeg.’

Ondanks zijn mooie buitenlandse ervaringen, noemt Aris als hoogtepunt van zijn carrière een wedstrijd op de 5.000 meter tijdens de vroegere Adriaan Poulen Memorial Games in 1984. Het was de dag waarop hij definitief toetrad tot de elite van het hardloopcircuit, waartoe destijds onder anderen Marti ten Kate, Tonnie Dirks en Klaas Lok behoorden. ‘Ik werd pas twee dagen voor de wedstrijd als reserve toegelaten tot de wedstrijd. Mijn pr op dat moment was 14.13. Ik begon achteraan, maar schoof langzaam op in het veld. De laatste 800 meter liep ik geweldig en dat resulteerde in een nieuw persoonlijk record van 13.44, een aanscherping van mijn pr met bijna een halve minuut! Met die tijd zat ik die dag bij de beste Nederlanders. Tijdens het uitlopen hoorde ik Ten Kate, Dirks en Lok over mij praten. Ik ben bij hen aangesloten en samen liepen we op de baan nog wat verder uit. Vóór deze wedstrijd waren deze atleten qua niveau nog ver van mij verwijderd; nu was ik plotseling ‘een van hen’. Het betekende voor mij hét moment uit mijn carrière, een loopbaan waarin Lex en zijn Lexgroep ontegenzeggelijk medebepalend en heel waardevol voor mij zijn geweest.’

Lex van Eck van der Sluijs over Patrick Aris
‘Patrick was van origine een hockeyer, maar bleek ook een talentvolle liefhebber van het hardlopen te zijn. Ik liet hem gemakkelijk, soepel en ontspannen bewegen. Patrick liep prachtig en was ook snel. Ik liet hem tempo trainen, in combinatie met veel wedstrijden; over alle afstanden: 800 meter, maar soms zelfs ook een City Pier City (halve marathon, FL) als duurloop. Hij ontwikkelde zich enorm‏ en werd de eerste atleet die ik naar een medaille op een Nederlands kampioenschap begeleidde. Hij liep toen uitgekiend op de 3000 meter indoor naar de zege. Later liep hij prachtige snelle 5-kilometertijden. Weer iets later koos hij voor een commerciële carrière bij het sportmerk New Balance. Jammer, want de Olympische Spelen van 1996 in Atalanta waren toch nog een mogelijkheid om op te focussen geweest. Patrick vond een minpuntje dat onze trainingen soms niet masochistisch genoeg waren om mondiaal te kunnen doorbreken. Daar zat iets in. We hebben ervan geleerd en hebben ons doorontwikkeld. We gaan nu toch iets vaker tot het gaatje, dat wil zeggen: maximaal twee keer per week piekbelasting.’
+